Mijn bijdrage uit 2017

In mijn bijdrage uit 2017 heb ik beschreven wat whiplash eigenlijk is. Het is een acceleratie-decerelatie mechanisme waarbij krachten op de nek inwerken en waarbij het hoofd heftig heen en weer slingert en het mechanisme kan resulteren tot een verscheidenheid van klachten op fysiek en psychisch gebied maar welke medisch niet vindbaar zijn. Mogelijk dat er sprake is van een weke delen beschadiging maar op een röntgenfoto, scan of MRI zijn geen beschadigingen of lichamelijke afwijkingen vast te stellen. Het gaat dus om niet objectiveerbare klachten, ook we ‘substraatloze’ of ‘somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten’ (SOLK) genoemd.

Whiplash Associated Disorder

In de Quebec Task Force is getracht te komen voor een meer universele uitwerking van Whiplash Associated Disorder (WAD). Er is voor whiplash letsel een klasse-indeling gefabriceerd:

Graad 0: geen klachten en geen afwijkingen

Graad 1: nekpijnklachten zonder objectiveerbare afwijkingen

Graad 2: nekpijnklachten zonder objectiveerbare afwijkingen maar met aantoonbare verminderde beweeglijkheid en drukgevoeligheid

Graad 3: nekpijnklachten met neurologische problematiek

Graad 4: nekpijnklachten met breuk wervels of dislocatie

Het specifieke probleem van whiplashletsel

Omdat de klachten niet ‘vindbaar’ zijn althans artsen geen lichamelijke afwijkingen kunnen vaststellen zijn de klachten dus ook niet medisch aantoonbaar.

In 2008 heeft de Nederlandse Vereniging voor Neurologen haar richtlijnen aangepast. Volgens deze nieuwe richtlijnen is geen sprake van functieverlies zolang fysiologische en/of anatomische afwijkingen ontbreken.

Maar hoe kan het dan dat sommige whiplashslachtoffers, ondanks langdurige en intensieve medische behandelingen, toch klachten en beperkingen blijven houden en niet (volledig) genezen? En hoe moet het met de schade die zij hebben geleden en nog lijden?

De Hoge Raad

Er is niet veel jurisprudentie van de Hoge Raad over whiplash en in de afgelopen periode is die er ook niet. Dat komt omdat de vaststelling of er sprake is van ongevalsgerelateerde klachten van feitelijke aard is.

Het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2001 ECLI:NL:HR:AB2504 is nog steeds leidraad. Daaruit kan worden afgeleid dat naar hun aard subjectieve (substraatloze) klachten en hoewel een specifieke medisch aantoonbare verklaring voor de klachten ontbreekt niet aan toerekening aan een ongeval in de weg staan mits objectief vastgesteld kan worden dat de klachten aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn.

Hoe werkt dit in de praktijk?

Op basis van uitspraken van hoven en rechtbanken is een min of meer algemene lijn te herleiden.

Die is onder te verdelen in drie stappen.

(i) het slachtoffer zal moeten stellen én bewijzen dat er sprake is van gezondheidsklachten.

Dat de klachten naar hun aard louter subjectief zijn betekent niet dat het bewijs niet geleverd kan worden.

In de rechtspraak wordt dit wel de plausibiliteitseis genoemd. Als kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is hetgeen doorgaans het geval is bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten kan de rechter van het bestaan van die klachten uitgaan.

(ii) heeft het slachtoffer aangetoond dat zijn subjectieve gezondheidsklachten plausibel zijn dan geldt dat aan het bewijs van het causaal verband tussen het ongeval en de klachten geen al te hoge eisen mogen worden gesteld.

Het ontbreken van een specifieke medisch aantoonbare verklaring voor de klachten staat niet in de weg aan het oordeel van een rechter dat het bewijs van het causaal verband geleverd is.

Als het slachtoffer de gezondheidsklachten voor het ongeval niet had en de klachten door het ongeval veroorzaakt kunnen worden én een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt, zal het bewijs van het causaal verband veelal geleverd zijn.

(iii) ten slotte zal moeten worden vastgesteld tot welke beperkingen de gezondheidsklachten hebben geleid en of in de toekomst nog zullen leiden. Door die beperkingen lijdt het slachtoffer immers schade zoals arbeidsvermogensschade/inkomensverlies (doordat hij al dan niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geworden) of schade door verlies zelfwerkzaamheid (werkzaamheden in/rond de woning niet meer zelf kan doen) of schade wegens kosten voor het inschakelen van huishoudelijke hulp (omdat de huishoudelijke taken al dan niet gedeeltelijk meer kunnen worden uitgevoerd).

In de jurisprudentie vanaf 2017 volgen rechters deze lijn nog steeds. Het is daarbij van belang voor (de belangenbehartiger van) het slachtoffer om, zeker bij een gemotiveerde betwisting van een aansprakelijkheidsverzekeraar, op de stel- en bewijsplicht te letten en er in elk geval voor te zorgen dat de klachten en beperkingen zo veel mogelijk worden onderbouwd met relevante stukken.

Als dat niet of niet voldoende gebeurd dan kan dat nadelige gevolgen hebben (vgl. Rb Rotterdam 3 juli 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:5421; Rb Amsterdam 13 juni 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4486).

Wat als de gezondheidssituatie voor ongeval geen ‘clean sheet’ is?

Ik sta veel whiplashslachtoffers bij die voor ongeval al klachten aan het bewegingsapparaat, hoofd-, nek- of rugpijn of psychische problematiek (zoals burnout) hadden en vervolgens door de klachten veroorzaakt door een ongeval (opnieuw) uitvallen.

Door aansprakelijkheidsverzekeraars wordt dat veelal aangegrepen om het causaal verband te betwisten in die zin door te stellen dat die gezondheidsklachten ook zouden kunnen geleid tot de gezondheidsklachten die het slachtoffer na het ongeval heeft met andere woorden er is sprake van een alternatieve oorzaak die de klachten kunnen veroorzaken.

Het is dan afhankelijk van de feiten en omstandigheden of dat als een zelfstandige alternatieve oorzaak kan worden aangemerkt.

Pleitbaar is te stellen dat de klachten die een indirect gevolg zijn van het ongeval maar die samenhangen met pre-existente klachten en/of de persoonlijkheidsstructuur van het slachtoffer ook kunnen worden toegerekend aan het ongeval.

De aansprakelijke partij moet het slachtoffer nemen zoals hij is dus inclusief eventuele pre-existente kwetsbaarheid en eventuele persoonlijke predispositie tot ontwikkeling of het in stand houden van bepaalde klachten. Dat laat onverlet dat het slachtoffer zich wel moet inspannen om een bijdrage te leveren aan het herstelproces.

Overigens kunnen de pre-existente klachten en/of predispositie weer wel een rol spelen bij de schadebegroting.

Conclusie

Ook na 2017 is de min of meer algemene regel – die in de hierboven genoemde drie stappen is uitgewerkt – nog steeds geldend. Hoewel deze regel op het oog tamelijk eenvoudig lijkt, is de uitwerking daarvan ni de praktijk weerbarstig. Dat is zeker zo als er sprake is van een medische voorgeschiedenis.

Mijn advies aan whiplashslachtoffers is ten opzichte van mijn bijdrage aan 2017 ongewijzigd en het zekere voor het onzekere te nemen en zo snel mogelijk een professionele rechtsbijstandverlener in te schakelen ten behoeve van het schaderegelingstraject en het debat met de aansprakelijkheidsverzekeraar.

De redelijke kosten van rechtsbijstand worden aangemerkt als schade waarvoor de schadeveroorzaker aansprakelijk is. Dus als de aansprakelijkheid is erkend, de kosten van rechtsbijstand redelijk zijn, dienen die kosten door de aansprakelijkheidsverzekeraar te worden vergoed. Daar hoeft u zich dan niet druk over te maken.

Hebt u vragen over deze bijdrage? Bent u zelf slachtoffer van een ongeval? Wilt u een advies? Neemt u vrijblijvend contact op met mr. André van Schaick, Linssen c.s. Advocaten (013 5 420 400 of a.vanschaick@linssen-advocaten.nl.

Mr. Van Schaick is letselschadeadvocaat en lid van de Vereniging van Letselschade Advocaten (LSA) en de Vereniging Advocaten Slachtoffers Personenschade (ASP).