Allereerst oordeelt de rechtbank in deze uitspraak (ECLI:NL:RBNNE:2023:545) over het vereenzelvigingsvraagstuk. De door de rechtbank benoemde deskundigen waren in hun rapport uitgegaan van de situatie dat de teler de peen teelt en oogst en vervolgens nagenoeg de gehele opbrengst verkoopt/overdraagt aan een tuinbouwbedrijf, die op haar beurt de peen verkoopt aan haar afnemers, met name supermarkten. Deskundigen nemen tot uitgangspunt bij de begroting van de schade dat deze vereenzelvigd kan worden met andere bedrijfsonderdelen van het concern, waaronder het tuinbouwbedrijf. De schade van de teler en de schade van het tuinbouwbedrijf wordt dus als geheel beschouwd en begroot.

Naar het oordeel van de rechtbank zou het aannemen van vereenzelviging in dit geval, en derhalve vergoeding van alle schade die binnen het hele concern is geleden door de aanleg van de gasleiding, een inbreuk betekenen op het uitgangspunt van het aansprakelijkheids- en vermogensrecht. Dat uitgangspunt is dat in beginsel ieder zijn eigen schade draagt. De schade die is geleden door het tuinbouwbedrijf kan niet op grond van vereenzelviging worden toegewezen.

De deskundigen hadden aanvankelijk wel vereenzelviging tot uitgangspunt genomen en de schade van zowel teler als tuinbouwbedrijf begroot. De rechtbank is van oordeel dat de teler zelf voor verwarring heeft gezorgd, omdat voor het eerst ten tijde van het deskundigenonderzoek naar voren is gebracht/gekomen dat zij de door haar geteelde en geoogste peen niet aan derden maar aan een tuinbouwbedrijf verkocht en dat het tuinbouwbedrijf deze vervolgens tegen hogere prijzen afzette aan afnemers buiten het concern. Tot die tijd deed de teler het richting de rechtbank en richting Gasunie voorkomen alsof de teelt, oogst en de afzet aan derden (derhalve alle werkzaamheden binnen de keten) door haar werd verricht. Dit rekent de rechtbank de teler zwaar aan. Een en ander heeft tot gevolg dat de schade van het tuinbouwbedrijf niet wordt vergoed.

De rechtbank verwijt de teler dat er verwarring is gezaaid en de rechtbank niet juist is geïnformeerd. Te meer nu ook kwam vast te staan dat contracten die de teler niet heeft overgelegd vanwege een beweerdelijke geheimhoudingsplicht overeengekomen tussen de teler en afnemers, in het geheel niet bleken te bestaan. De teler heeft Gasunie en de rechtbank op het verkeerde been gezet en de rechtbank oordeelt tot strijd met de in artikel 21 wetboek van burgerlijke rechtsvordering neergelegde verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.

Voor de teler is het een hard gelag. De procedure levert hem geen schadevergoeding op, maar wel een veroordeling in de kosten van de procedure (ruim € 94.000,-). De rechtbank verwijt de teler ernstig de wijze waarop hij heeft gehandeld en om die reden moet de teler de proceskosten en ook de kosten van de ingeschakelde deskundigen betalen. Daar komt nog bij dat Gasunie op zijn beurt heeft gesteld veel extra kosten heeft moeten maken. De teler heeft naar het oordeel van Gasunie onrechtmatig gehandeld door gebruik (misbruik) te willen maken van de leidingaanleg, door voortdurend en bewust onjuist uitgangspunten in te nemen en te weigeren relevante informatie te overleggen. De rechtbank veroordeelt de teler niet in alle door Gasunie geclaimde kosten, maar oordeelt wel dat hij aan Gasunie € 25.000,- moet betalen.

Moraal van het verhaal. Bij het claimen van schadevergoeding in het kader van de Belemmeringwet Privaatrecht is het van belang vooraf zorgvuldig in te (laten) schatten of aannemelijk is dat in een procedure met succes meer schadevergoeding zal worden toegekend, dan tijdens de gedoogprocedure al is vergoed.

Heeft u zelf te maken met een dergelijke situatie en heeft u vragen? Neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.

22 februari 2023