Bij de zaken over fosfaatrechten hebben we het al eerder gezien. Er wordt steeds meer van burgers en bedrijven verwacht. Veel moet je zien aankomen of komt in ieder geval voor eigen rekening en risico.

Ook bij planschade doet die tendens van voorzienbaarheid zich voor. Een vergoeding vanwege geleden schade door een bestemmingsplan of vergunning wordt steeds vaker geweigerd met een geslaagd beroep op voorzienbaarheid.

Wanneer planschade?

Planschade is aan de orde indien een gemeente of provincie een besluit neemt en u daardoor schade lijdt. Denk aan het vaststellen van een bestemmingsplan waardoor u in plaats van agrarische grond industrie naast de deur krijgt. Of denk aan een omgevingsvergunning die wordt verleend waardoor er naast uw bedrijf een zorgcomplex wordt toegestaan.

De planologische wijzigingen leiden tot schade door bijvoorbeeld het minder waard worden van uw bedrijf of woning. Die schade noemen we planschade.

Voorzienbaarheid

Bij de beoordeling of de schade moet worden vergoed door de overheid moet worden nagegaan of u ten tijde van de aankoop van uw perceel, woning of bedrijf kon weten dat de nadelige ontwikkeling zoals die zich voordoet, zich daadwerkelijk mogelijk in de toekomst zou gaan voordoen. Kon u de ontwikkeling toen u de aankoop deed voorzien?

Van voorzienbaarheid is snel sprake. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft al vele malen bepaald hoe de voorzienbaarheid moet worden beoordeeld, namelijk:

“De voorzienbaarheid van een planologische wijziging dient beoordeeld te worden aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing voor een redelijk denkend en handelend koper, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft.”

Uitspraak 22 april 2020

In de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1122) is een woning gekocht in 1970. Vervolgens komt er in 2012 een inpassingsplan waarmee er op ongeveer 40 meter van de woning een nieuwe weg wordt voorzien met een geluidwal van 5 meter hoog. Het verwijt aan de eigenaar is dat hij de nadelige ontwikkeling van de aanleg van de weg met geluidwal had kunnen voorzien vanwege een streekplan uit 1962. Uit het streekplan bleek de behoefte aan een stelsel van hoofdwegen voor het stadsgewest. Op een uitsnede van een in het streekplan opgenomen kaart zou zijn weergegeven dat het beoogde tracé ter plaatse van de locatie van de woning vrijwel overeenkomt met het tracé van de nieuwe weg.

De rechtbank vond dat het tijdverloop tussen de aankoop van de woning in 1970 en de inwerkingtreding van het inpassingsplan 43 jaar later ertoe leidde dat de schade niet voorzienbaar was. Het tijdsverloop was naar het oordeel van de rechtbank dermate groot dat de in 1970 overeengekomen koopprijs in een niet meer als reëel te beschouwen verband is komen te staan tot de waardedaling van het perceel in 2013.

De Afdeling is het niet met de rechtbank eens, maar verwijst opnieuw naar de criteria die het al eerder heeft bepaald. De Afdeling is van oordeel dat alleen van belang is of voor een redelijk denkend en handelend koper ten tijde van de aankoop aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Indien dat het geval is, dan wordt de koper daarmee de ten tijde van de koop bestaande planologische mogelijkheden geacht te hebben aanvaard. Het tegenwerpen van voorzienbaarheid op basis van het streekplan uit 1962 was terecht.

Kortom, ten tijde van de koop van de woning in 1970 had de koper kunnen voorzien dat de planologische situatie ten nadele van hem zou kunnen veranderen op grond van het streekplan uit 1962.

Conclusie

De voorzienbaarheid wordt steeds verder opgerekt. Er wordt van burgers en bedrijven verwacht dat zij ten tijde van de aankoop van een perceel, woning of bedrijfspand alle archieven doorspitten. Daarbij moeten zij niet enkel kijken naar situaties die zeer concreet vastliggen, maar ook naar documenten die mogelijke richtingen aangeven. Zelfs in het geval het documenten betreft die een burger niet krijgt uitgereikt op verzoek bij het loket van de gemeente, komt de nadelige wijziging voor eigen rekening.

De oprekking van de voorzienbaarheid schuurt tegen hetgeen in de memorie van toelichting staat opgenomen. Een benadeelde moet zich volgens de toelichting bij zijn investeringsbeslissing rekenschap dienen te geven van de risico’s die hij redelijkerwijs loopt. Hij moet daarbij wel ten tijde van de investeringsbeslissing met de potentiële schade rekening kunnen hebben houden en wordt geacht de mogelijke schade in zijn beslissing en bijvoorbeeld in de koopprijs te verdisconteren. Op het moment dat een mogelijk document enkel te raadplegen valt door een zoektocht door de gedrochten van het gemeentelijk of regionaal archief, dan is het maar zeer de vraag of een burger redelijkerwijs met dat document rekening kon houden en zijn koopprijs erop heeft kunnen afstemmen.